De Komodovaraan is de grootste nog levende hagedissoort. Er leven een 5000-tal Komodovaranen in het wild, de meesten in het Komodo National Park, in het zuidoostelijk deel van Indonesië (Kleine Soenda-eilanden, met o.a. Komodo en Rinca). Ze worden tot 3 meter lang en kunnen, na een copieuze maaltijd, tot 100 kg. wegen.
Er werd lang aangenomen dat hun prooien stierven ten gevolge van vergiftiging door bacteriën, na één of enkele beten. In 2009 echter ontdekten Australische biologen dat ze goed ontwikkelde gifklieren hebben die een grote rol spelen bij het doden van een prooi. De klieren produceren een gif dat niet zozeer weefselvernietigend werkt (zoals veel het geval is bij slangengif), maar het voorkomt dat het bloed klontert (anticoagulans) en verwijdt de aderen, waardoor een prooi sneller doodbloedt.
Het belangrijkste zintuig is de goed ontwikkelde reukzin. Een varaan ruikt echter niet met de neus maar gebruikt het orgaan van Jacobson, dat bestaat uit zeer gevoelig weefsel en gepositioneerd is in het gehemelte van de bek. De tong van de varaan is gespleten. Daarmee wordt gekwispeld in de lucht, waardoor er geurdeeltjes op blijven plakken. Vervolgens wordt de tong teruggetrokken in de bek en langs het orgaan van Jacobson gestreken waar de deeltjes worden uitgelezen. Doordat de tong gespleten is kan de komodovaraan 'in stereo' ruiken en zo bepalen waar de geur vandaan komt.
Bij een gunstige wind kan een komodovaraan een rottend karkas opsporen op een afstand van meer dan acht kilometer!
Deze foto werd genomen tijdens onze natuurreis naar Indonesië, op het eiland Rinca. Op een bepaald moment deden niet minder dan 8 varanen zich tegoed aan een gedode buffel! Voor ons het sein om ons stilletjes uit de voeten te maken...
Meer foto's van deze reis vind je in het online foto-album!